Elke wielertoerist of jogger die zijn hobby een beetje ernstig neemt, loopt of fietst tegenwoordig met een speciaal apparaatje rond de borst en de pols: een hartslagmeter.
De hartslagmeter is een toestel dat de hartfrequentie, het aantal hartslagen per minuut, meet. Die hartfrequentie vertelt iets over hoe zwaar een inspanning is. Aan de hand daarvan kan een (duur)sporter zijn of haar training afstemmen op een niveau dat optimale trainingseffecten geeft: om de uithouding te trainen mag de hartslag immers niet te laag blijven (want dan is er nauwelijks een trainingseffect) maar ook niet te hoog oplopen (want dan traint men de weerstand in plaats van de uithouding). Vooral beginnende sporters hebben de neiging om te hard van stapel te lopen waardoor ze snel vermoeid raken en dikwijls ook snel afhaken.
De snelheid die men haalt of het subjectieve vermoeidheidsgevoel zijn zeer onbetrouwbare methoden om de intensiteit van een inspanning te meten. Een beetje tegenwind maakt de training bv. véél intenser als men de snelheid constant houdt.
De intensiteit van een inspanning moet voor iedereen individueel aangepast worden in functie van de trainingstoestand. Een intensiteit tussen 50 en 70 percent van het maximale inspanningsvermogen is hierbij meestal optimaal. In rust hebben de meeste mensen een hartslag die tussen 50 en 70 slagen per minuut ligt. De theoretische maximale hartslag bedraagt 220 slagen per minuut min de leeftijd in jaren. Iemand van 30 heeft dus theoretisch een maximale hartslag van 190, bij iemand van 60 jaar ligt hij rond de 160. Idealiter wordt het maximale inspanningsvermogen door een (sport)arts vastgesteld bij middel van een maximale inspanningsproef op een loopband of een testfiets.
Er bestaan verschillende methodes om de hartslag te meten:
- De meest eenvoudige methode is met de vingers de polsslag te voelen en het aantal slagen te tellen. Dat is niet erg handig wanneer men op de fiets zit of tijdens het lopen. Bovendien is het niet erg betrouwbaar.
- De meest nauwkeurige methode is het elektrocardiogram dat door een hartspecialist wordt opgemaakt. Door middel van electrodes die op de borstkas en de rug gekleefd worden meet men de elektrische activiteit van de hartspier. Speciale cellen in het hart, de zgn. pace-makercellen, ontwikkelen een spontane elektrische activiteit waardoor de hartspier samentrekt. Elke keer dat er een prikkel vertrekt, wordt dit geregistreerd door een speciaal toestel, de elektrocardiograaf, en wordt het verloop van de prikkeling door het hart grafisch weergegeven.
Maar zo'n elektrocardiograaf is niet echt handig om mee te nemen op de fiets of tijdens een joggingtochtje. Bovendien kunnen de elektrische impulsen van samentrekkende spieren de hartslagmeting verstoren.
- Daarom werden er eenvoudiger toestelletjes ontwikkeld die even accuraat zijn als een klassieke ECG-meting. Het principe van de hartslagmeter is even eenvoudig als geniaal. De sporter legt een borstband aan waarin twee elektrodes zitten. Het elektrisch spanningsverschil van elke hartslag wordt gecapteerd en draadloos doorgezonden naar de ontvanger, een soort horloge dat men aan de pols draagt. Afhankelijk van het model kan dit horloge elke hartslag (‘beat to beat’) weergeven of een gemiddelde gedurende bv. 5, 15 of 60 seconden. Er bestaan ook toestellen met een ingebouwd computertje dat de hartslag constant registreert, waarin men bepaalde trainingsparameters kan opslaan, enz.
- Er bestaan ook hartslagmeters die de bloeddoorstroming in de vinger of de oorlel registreren. Men plaatst daartoe een klip op de vinger of de oorlel waarin een lichtje zit. Per hartslag stroomt er even méér bloed door de ledematen en wordt de lichtstraal even onderbroken waaruit men dan de hartslag kan afleiden. Deze methode is echter niet altijd accuraat.